Hoe beschermen we muzikale creativiteit?
De opkomst van muzikale AI roept vragen op over de aard van creativiteit, en hoe we die moeten waarderen en beschermen. Een lastige opgave, omdat het ons ontbreekt aan een werkbare definitie van creativiteit.
Aan de ene kant associeren we creativiteit met innovatie en genialiteit, voorbehouden aan een selecte groep individuen. Tegelijkertijd wordt ons voorgespiegeld dat iedereen over een scheppende kracht bezit. De ene creativiteit is de andere niet.
Je eerste tekening is bijvoorbeeld onmiskenbaar een daad van creatieve expressie, maar nog geen cultureel erfgoed. Naast de inspanning gaat het dus ook om onderscheidend vermogen. Maar wie bepaalt dat? En wanneer?
Sommige kunst wordt pas jaren na tientallen jaren herkend als baanbrekend. Of denk aan te vroeg piekende uitvinders zoals Edouard-Léon Scott, die 20 jaar voor Thomas Edison al geluidsopnames wist te maken.
Bovendien ontstaat creativiteit niet in een vacuüm en zijn ook de grootste genieën een product van hun omgeving. Geen Chopin zonder John Field. En geen gabber zonder Detroit techno. Het creatieve proces omvat onvermijdelijk beïnvloeding, transformatie en combinatie van eerdere werken en ideeën.
Creativiteit is dus een vaag concept en dat is geen enkel probleem. Behalve als je er geld mee wil verdienen. De interesse in het fenomeen creativiteit nam bijvoorbeeld pas echt een vlucht nam toen het ten dienste kwam te staan van de consumptiemaatschappij, net na de Tweede Wereldoorlog.
Het is ook niet toevallig dat het moderne auteursrecht voor een groot deel te danken is aan Walt Disney. Zijn bemoeienis kwam uiteraard vooral zijn eigen werk ten goede, ten koste van de creaties waar hij zijn inspiratie aan ontleende.
Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een definitie van creativiteit die vooral gericht is op toepassing voor commerciële doeleinden. En een auteurswet die doorgaans het eindproduct beschermt en geen oog heeft voor het scheppingsproces.
Bij muziekwerken die (deels) door AI gecreëerd zijn voelt deze benadering ontoereikend. We vinden het prima als componisten zich laten inspireren door anderen, maar hoe verhouden we ons tot machines die op grote schaal kunnen ‘leren’ van bestaande creaties?
Dit resulteert namelijk in een oneerlijk speelveld, waarop componisten het moeten opnemen tegen de rekenkracht van geavanceerde muzikale algoritmes. Algoritmes die op hun beurt leunen op op de inbreng van diezelfde componisten.
Daarom verdient ook het scheppingsproces onze aandacht. Zodat kapitaalkrachtige tech-reuzen niet zomaar kunnen kapitaliseren op de inspiratie van individuele makers. Precies zoals schrijvers ooit beschermd moesten worden tegen de reproductie-mogelijkheden van de drukpers.
Voor een mogelijke oplossing hoeven we niet ver te kijken. Er bestaat namelijk een vergelijkbare situatie rondom de toepassing van muziek in films en reclames. Hierbij wordt een muzikale creatie gebruikt om een ‘nieuw werk’ te creëren. Waarvoor de coamponist een passende vergoeding ontvangt.
Dit principe is ook toepasbaar voor het gebruik van muziek om AI-modellen te trainen. Denk aan een systeem waarbij auteurs hun muzikale ‘data’ in licentie kunnen geven aan partijen die hun werken gebruiken om AI te ‘inspireren’.
Net als bij het samenvoegen van beeld en geluid ligt een natuurlijke rol voor collectieve organisaties zoals de BUMA Stemra. Verenigingen die stammen uit een tijd van explosieve groei van de muziekindustrie.
Welnu, we bevinden ons momenteel aan de vooravond van een volgende muzikale groeistuip en er is dringend behoefte aan regulering. Tijd dus om de wapenuitrusting af te stoffen en een eerlijk systeem te creëren dat zowel innovatie als individuele creativiteit beschermt. Voordat de erven Disney zich ermee gaan bemoeien.
Dit artikel verscheen eerder op MarketingTribune.